Een café, ook wel kroeg, knijp en bar genaamd, is een uitgaansgelegenheid waar dorpse of stadse zaken worden besproken onder het genot van alle mogelijke drank (sterkedrank, wijn, bier, koffie, thee, frisdrank). Samen met hotels en restaurants worden cafés ook wel de horeca genoemd.
De eerste cafés ontstonden in de 17e eeuw als koffiehuizen. Het woord café is dan ook het Franse woord voor koffie. Geleidelijk aan gingen ook kroegen waar men vooral bier dronk zich café noemen en ontstond een grote variëteit aan cafés. De bekendste soorten cafés zijn het bruine café, het grand café, het eetcafé en de cocktailbar.
Cafés vervullen vaak een belangrijke sociale functie als plaats waar stamgasten elkaar ontmoeten aan de bar of aan de stamtafel of waar men regelmatig langsgaat op een avondje uit.
In de geschiedenis is de naamgeving van het woord koffiehuis en café van betekenis veranderd, van een locatie waar vooral koffie gedronken wordt, naar een plek waar vooral alcoholische drank wordt gebruikt. Dezelfde verandering van betekenis ziet men bij het woord coffeeshop, dit woord duidt geen gelegenheid aan waar vooral koffie gedronken wordt, maar is een plaats waar softdrugs kunnen worden gekocht en gebruikt.
Voor het bezoeken en de bezoekers van cafés kent de Nederlandse taal onder meer de volgende woorden:
Vóór de 16e eeuw bestonden eigenlijk nog geen kroegen zoals we die tegenwoordig kennen. Er waren herbergen, logementen en taveernes die gericht waren op het bieden van eten, rust en onderdak aan reizigers, maar ook de eigen stadsbewoners bezochten herbergen. Jan Steen en Adriaen Brouwer schilderden heel wat interieurs van zulke drankgelegenheden.
Halverwege de 17e eeuw begon de opmars van koffie in Europa. Dit resulteerde in het ontstaan van koffiehuizen voor de meer welgestelden uit eigen stad. Hiervan is de term café, het Franse woord voor koffie, afkomstig. Hoe elitair de koffiehuizen aanvankelijk waren blijkt uit het feit dat er in 1806 in Amsterdam 25 koffieschenkerijen waren, naast 1763 kroegjes die bier en andere alcohol schonken. Deze zaakjes werden destijds tapperijen of bierhuizen genoemd. Omdat koffiehuis een betere naam had, gingen ook steeds meer kroegen zich zo noemen.
De bruine kroeg ontstond begin 19e eeuw, toen meer en meer mensen als extra kostwinning hun voorkamer inrichtten als plaats waar mensen iets konden drinken. In zulke vaak piepkleine huiskamercafés kon de vrouw dan het inkomen van een geregeld werkloze man aanvullen. In Vlaanderen was op het einde van de 19e eeuw één op de zes huizen zo'n drankhuis.
In Nederland mocht nagenoeg iedereen tappen, totdat in 1881 de "Wet tot reguleering van de handel in sterken drank en van de beteugeling van openbare dronkenschap" een tamelijk dure vergunning verplicht stelde. Bovendien mochten daarvan in de grootste steden maximaal 500 worden afgegeven. Dit is het begin van een professionalisering van de horecasector.
Rond 1900 werden oude koffiehuizen omgevormd tot de eerste grand cafés, vaak uitgevoerd in de Jugendstil en later Art deco-stijl. Bekende voorbeelden in Amsterdam zijn Bodega Keijzer aan de Van Baerlestraat, Mille Colonnes, Schiller en De Kroon op het Rembrandtplein en het Café Américain op het Leidseplein. Hiermee kwam de scheiding tussen kroegen voor het volk en cafés voor de middenklasse pas goed op gang.
Bij veel bruine kroegen in Amsterdam was de naam in een heel eigen lettertype op het raam geschilderd. Dit gekalligrafeerde lettertype werd in de jaren vijftig ontworpen door Jan Willem Visser, die als freelancer voor Amstel Bier de caféramen beschilderde. Later werd deze taak overgenomen door Leo Beukeboom, de letterschilder van Heineken. In 2012 was dit lettertype nog bij 20 cafés te zien.
Vanaf 9 juni 1966 zijn er in Nederland vanuit de rijksoverheid regels gesteld aan de inrichting. Een café moet minimaal een oppervlakte hebben van 35 m², aparte toiletten voor mannen en vrouwen en er worden eisen gesteld onder meer aan de hoogte van de zaak. De kleine "huiskamerkroegen" moesten hierdoor sluiten. Een bekende uitzondering op deze wet is het kleinste café van Nederland, De Moriaan in Maastricht, met een oppervlakte van nog geen 20 m².
Begin jaren tachtig ontstonden in Amsterdam "witte cafés", zo genoemd omdat zij, anders dan de bruine cafés, een modern, strak en licht interieur hadden. De eerste voorbeelden daarvan waren de cafés Oblomow en April in de Reguliersdwarsstraat. Met laatstgenoemde zaak werd ook de homohoreca openlijk toegankelijk, nadat die tot dan toe verborgen en voor buitenstaanders gesloten was geweest.
Vanaf de jaren tachtig werden een reeks grote en bekende cafés in Groningen en Amsterdam geleidelijk aan opgekocht door de Groningse horeca-ondernemer Sjoerd Kooistra. Met uiteindelijk ongeveer 50 zaken was hij tot zijn overlijden in 2010 de grootste café-eigenaar van Nederland. Hij was vooral bekend door grote en populaire cafés in negen steden, die allemaal de naam De Drie Gezusters droegen.
Rond het jaar 2000 komen loungebars in de mode: moderne en strak ingerichte zaken waar men kan loungen onder het genot van cocktails en rustige loungemuziek. Door het toenemend aantal van zulke moderne cafés voor een jonger en meer trendgevoelig publiek, neemt het aantal ouderwetse bruine buurtcafés langzaam maar zeker af. Daarnaast leiden al dan niet vermeend hogere prijzen als gevolg van de invoering van de euro en een verschuiving naar meer uit eten gaan, tot een geleidelijke, maar algehele afname van het cafébezoek.
Standaardinventaris voor een 'echte' kroeg zijn de bar (of toog) met hoge krukken, de tap en soms een biljarttafel. De inrichting kan echter verschillen, afhankelijk van de klandizie die de ondernemer wil trekken. Het café had tot voor kort voor sommige mensen een associatie als 'mannenplek', maar al geruime tijd worden meer en meer kroegen geopend voor specifiek publiek zoals tieners, en ook (alleengaande) vrouwen weten de weg te vinden naar het café.
De vaste klanten verzamelen zich vaak rond de bar of rond een grote tafel, die daarom de stamtafel wordt genoemd. Deze vaste klanten worden ook wel "stamgasten" genoemd, en het café is hun "stamkroeg" of "stamcafé". Een stamgast kent het bedienend personeel bij de (voor)naam, en ook de namen van andere stamgasten zal hij of zij kennen. Omgekeerd weet het personeel wat de klant drinkt. Bij zijn binnenkomst wordt zijn consumptie ongevraagd voor hem klaargezet - een gebaar van zijn hand is voldoende. Daardoor voelt hij zich vertrouwd en thuis in het café en beschouwt het personeel en de andere vaste klanten als goede kennissen.
Wanneer één persoon drankjes voor een hele groep betaalt, dan noemt men dat een "rondje" en als iemand voor alle aanwezigen betaalt een "rondje voor de hele zaak". Dit kan worden aangekondigd door het luiden van een bel, die daartoe in veel cafés bij de bar hangt. Om meer klanten te trekken wordt in bepaalde cafés op vaste tijden ook wel een happy hour gehouden, waarbij men doorgaans twee drankjes voor de prijs van één krijgt.
Tot het midden van de 20e eeuw was het, met name in zuidelijk Nederland, niet ongewoon om overledenen in een plaatselijk café op te baren, vaak op de biljarttafel. Zo refereert de naam van het Sittardse café "'t Sjterfhoes" (het sterfhuis) nog aan deze tijd en werd uitbaatster Bet van Beeren van het Amsterdamse homo/lesbische Café 't Mandje na haar overlijden in 1967 ook nog op het biljart opgebaard.
Het is en was niet ongebruikelijk na het werk, voor het naar huis gaan, eerst de kroeg te bezoeken, zeker in de tijd dat loon aan het eind van de week of maand nog in harde valuta in het loonzakje werd uitbetaald. Overigens staat tegenwoordig in de Nederlandse drank- en horecawet dat werkgevers hun personeel niet in een café mogen uitbetalen, horecaondernemers uiteraard uitgezonderd.
In komische televisieseries en strips zijn ook stamgasten te vinden. Zo draait de strip Stamgasten van de Nederlandse tekenaar Toon van Driel om de belevenissen van aangeschoten wild, en speelt de Amerikaanse televisieserie Cheers zich vrijwel geheel af in een café. Stamgasten in dit café zijn onder meer de postbode Cliff Clavin en de psychiater Frasier Crane. Ook 't Schaep met de 5 pooten, een komische Nederlandse televisieserie die van 1969 tot 1970 werd uitgezonden, draaide om de gasten van een stamcafé.